Toer langs de KPI-kernset: milieueffecten van gewasbeschermingsmiddelen

11/10/2023

De KPI ‘Milieueffecten Gewasbeschermingsmiddelen’

In de KPI-Live bijeenkomst van 11 oktober gaan we verder met onze rondgang langs de KPI’s uit de kernset. Martine Trip (WUR) geeft achtergrond bij KPI ‘Milieu-effecten Gewasbeschermingsmiddelen’.  De KPI maakt dankbaar gebruik van een instrument dat er al is: de milieumeetlat van CLM, deze drukt de impact van middelen op de omgeving uit in MBP’s, milieubelastingspunten.

De Milieumeetlat is een puntensysteem waarmee wordt aangegeven hoe schadelijk een middel is voor het milieu. Het biedt een teler de mogelijkheid om bij de middelenkeuze niet alleen rekening te houden met effectiviteit en prijs, maar ook met de bijwerkingen van de middelen op de omgeving. Daarnaast kan de Milieumeetlat worden gebruikt om de totale milieubelasting van een seizoen te bepalen en bijvoorbeeld te vergelijken met collega's.

De meetlat berekent en vergelijkt de effecten van gewasbeschermingsmiddelen op vijf criteria:

  • risico voor waterleven (oppervlaktewater)
  • risico voor bodemleven
  • risico op uitspoeling naar het grondwater
  • risico voor nuttige organismen (bestrijders en bestuivers)
  • risico's voor de gezondheid van de toepasser. (zie milieumeetlat,nl)

In de berekening wordt rekening gehouden met de schadelijkheid van de actieve stof(fen), de dosering en het seizoen van toediening. Voor factoren die de impact vermindereren, zoals een hoog organischestofgehalte van de bodem of inzet van driftreducerende maatregelen, wordt een verminderingsfactor doorberekend. 

Referentiewaarden

Natuurlijk heeft ‘minder middelen’ een positief effect op waterkwaliteit. Toch kunnen er ook negatieve effecten zijn, bijvoorbeeld op optimaal landgebruik of plantgezondheid. Het doelenraamwerk dat binnen de KPI-aanpak voorop staat geeft weer dat alles op elkaar ingrijpt. 

Het gaat om milieubelasting, dus een kleiner aantal punten is een betere prestatie. Over het algemeen komt een score van ongeveer 100 punten overeen met door CTGB toegelaten normen. 

In de Biodiversiteitsmonitor Akkerbouw werkt men ook met deze KPI. Zij gebruiken normen die voor ecologisch best denkbare resultaat gaan, dan is een score van 0 milieubelastingspunten de streefwaarde. In de praktijk aanvaarden we een zekere belasting van het milieu, als betere mogelijke normwaarde is daarom voorgesteld: aantal keren per seizoen dat overschrijdingen van meer dan 100 MBPs plaatsvinden. 

Verfijning en ontwikkelrichting van deze KPI

Er zijn nog wel verfijningen mogelijk. Zo werkt de MBP-maatlat met een default waarde voor driftreductie. Zijn de driftreducerende maatregelen in praktijk hoger dan die waarde dan wordt dat niet erkend. Gevolg is dat middelen die sterk toxisch zijn hoge uitschieters zijn op papier, terwijl ze enkel aangewend worden met minimaal 95% driftreductie. Het kan dus zijn dat de belasting in de praktijk minder is. Een soortgelijke situatie geldt voor aanwezigheid van bufferstroken, die nu nog onvoldoende meegenomen worden. Een mogelijke bijwerking is dat door te sturen op middelen met lage milieubelasting het toch al smalle middelenpakket nog verder versmalt waardoor resistentieontwikkeling kan ontstaan. De Milieubelastingspunten wordt doorontwikkeld in MIG Milieu Indicator Gewasbescherming. Binnen MIG worden effecten op zoogdieren en vogels meegenomen en de effecten zijn gekwantificeerd. 

bekijk hier de presentatie

Relatief of absoluut

Een aantal vraagstukken die overal in het KPIproject terugkomen spelen ook hier: waar wil je op sturen? Kijk je naar absolute milieudruk of naar prestatie van een teler relatief ten opzichte van andere telers? Is je maatstaf puur ‘wat is de voetafdruk van een bedrijf’, ongeacht welke sector?  Of wil je ondernemers erkennen voor hun goede prestatie en onderling motiveren? En vergelijk je binnen de sector akkerbouw dan tussen teelten (een extensief gewas als graan versus intensief gewas als pootaardappelen)  of juist binnen teelten (de betere pootaardappelteler versus de mindere pootaardappelteler)?  “Niet alles kan overal”, zei Remkes al, en ‘bodem- en watersturend’ is aangenomen als principe. Om te bepalen en te sturen in welke landbouw, welke teelt waar gewenst is, is de KPI-aanpak ontoereikend. 

Eigenaar of teler

Een tweede terugkerend vraagstuk is de situatie met wisselend landgebruik. Bij gespecialiseerde, intensieve teelten is het wenselijk en gebruikelijk steeds nieuwe percelen te huren of pachten. Melkveehouders zoeken land onder hun bedrijf om de mestboekhouding op orde te krijgen. Er zijn dus vele vormen van samenwerking rondom percelen: eigenaar A verhuurt aan teler B, die de technische teeltbegeleiding uitbesteedt aan de afnemer C en mestrechten aan veehouder buurman D, terwijl loonwerker E de grondbewerking doet en voor vanggewassen de huurder van volgend seizoen F aan de beurt is. Wie is nu aan te spreken op milieubelasting, en wie te belonen?

Controleerbaar?

Een derde vraagstuk is: wil je dat het vooral inzicht voor de teler biedt, of wil je de teler controleren? Op zich het eerste, maar ga je werken met beloningen dan wil je wel controleerbare gegevens. Het MBP systeem raakt steeds meer ingeburgerd bij open teelten. Steeds meer afnemers en keurmerken vragen ernaar. De onderliggende gegevens komen uit de teeltregistratie van de boer, maar de manier van registreren is nog erg divers en vaak op basis van eigen verklaring van de boer. Spuitregistratie in de akkerbouw wordt overigens nu snel beter en uniformer. 

Dat is nog geen oplossing voor melkveehouderij, bij melkveehouderij worden minder middelen gebruikt, maar is ook minder registratie. Kijk je naar (zelfverklaard) gebruik/aanwending of naar inkoop? De loonwerker of leveranciersoverzichten zouden een beter controleerbare databron kunnen zijn dan slechts de eigen verklaring van de boer. Voor nutriëntenadministratie in de melkveehouderij zijn voerleveranciers gaan werken met voerjaaroverzichten. 

Discussie

In de discussie bespreken we de vraag: is een eigen KPI voor gewasbeschermingsmiddelen gerechtvaardigd? Is het proportioneel, om speciaal voor deze reden een universeel registratiesysteem op te zetten? Middelengebruik is weliswaar belastend maar er zijn goed werkende regels (middelentoelatingen, spuitlicenties, controles), waarom is dat nog nodig binnen een stimulerend systeem als KPI?

Argumenten vóór een eigen KPI zijn onder andere: er is grote potentiële milieu-impact, en er is verbetering mogelijk. Bovenwettelijke verbetering wordt nu niet gezien en niet erkend, dat wil je juist veel meer stimuleren. Het is dus nodig om een KPI te kiezen en referentiewaarden die motiverend en uitdagend blijven.  De bestaande CTGB toelatingseisen kijken niet voldoende naar cocktaileffecten en effecten voor humane gezondheid. 

Argumenten tegen een eigen KPI zijn: er is al goede wetgeving die ook gehandhaafd wordt. Een ondergrens is dus al voor iedereen helder en behoorlijk streng. Andere beleidsinstrumenten zijn nodig om uiteindelijk bepaalde teelten te ontmoedigen of verbieden. 

Er is ook het vraagstuk van proportionaliteit: een heel nieuw systeem is nodig om dit operationeel te maken. 

Moet dit ook in de melkveehouderij (waar gebruik veel lager is), Geldt een analogie van deze KPI voor intensieve veehouderij, voor diermedicijnen en andere middelen daar (waaronder antibiotica). Maar in antibiotica is een heel succesvolle reductie gerealiseerd zonder dit KPI-systeem.

Zoekend naar pragmatische manieren om gegevens te krijgen wordt geopperd samen te werken met de inspanningen rond de Kaderrichtlijn Water, KRW. Bij KRW zijn gewasbeschermingsmiddelen een heikel punt, er zijn 30 kritische stoffen geidentificeerd. Daar is vrij gedetailleerde monitoring, kun je daar bij aansluiten? Is daar een pragmatische oplossing denkbaar? (Maar mis je dan niet een aantal andere dingen, want dit is vooral op waterleven gericht.)

Over maatregelen wordt het volgende gezegd: het is een basisprincipe van de KPI-aanpak dat maatregelen niet voorgeschreven worden,  maar we willen wel leren wat werkt. Ook maatregelen die pas op de langetermijn effect hebben zou je willen honoreren. Hoe doe je dat?

Inzicht teler helpt 

We eindigen met een positief bericht uit de praktijk van Nynke Dijkstra die werkt in de pilotgebieden met akkerbouwers. Zij meldt: Teeltregistratie is niet perfect, maar wordt wel snel beter en is voor wat betreft gewasbeschermingsmiddelen vaak toch behoorlijk goed. Je ziet dat inzicht van de teler in de milieubelasting van een middel wel degelijk verschil maakt. Er worden stappen gemaakt. Het inzicht van de akkerbouwer zelf is uiteindelijk heel belangrijk.

Ik doe mee

Blijf op de hoogte

Via de nieuwsbrief blijft u op de hoogte van de laatste ontwikkelingen. Dit kun je verwachten: Hoe kunt u als boer zelf aan de slag? Hoe zitten beloningssystemen in elkaar? Hoe wordt in de pilots met data omgegaan? Hoe zorgt het Ministerie voor integraal beleid?

Bedankt voor uw inschrijving! U ontvangt vanaf nu de laatste ontwikkelingen.
Helaas! Er is iets misgegaan.

Samenwerkings­partners